Wie helpt wie?

Ongemakkelijk gevoel

De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus kan je als lezer achterlaten met een ongemakkelijk gevoel dat ergens wat aan je blijft knagen, blijft jeuken.

Straatkrant bij de supermarkt

Het heeft wel iets weg van het gevoel dat je kunt hebben als je met twee volle boodschappentassen de supermarkt uit komt. Je hebt natuurlijk haast want het is rond etenstijd en thuis ligt er nog heel wat werk te wachten. En dan staat daar recht voor de uitgang weer die vrouw van een jaar of vijfendertig, wat sjofel gekleed. Er is even een blik van herkenning over en weer, want ze staat er praktisch iedere dag. Ze knikt je vriendelijk toe en kijkt je vragend aan of je voor een paar euro een straatkrant wil kopen. Je hebt eigenlijk geen behoefte aan zo’n straatkrant. En het komt nu ook wel heel slecht uit. En als je even later het parkeerterrein afrijdt, zie je haar in je achteruitkijkspiegel net nog even staan. Met naast zich een grote stapel straatkranten die niet erg snel lijkt te slinken.

Straatkinderen in Beiroet

Het is een beetje het ongemakkelijke gevoel dat we als gezin vaak hadden als we met onze auto soms stonden te wachten voor een verkeerslicht ergens in Beiroet. En er plotseling naast een autoraam een jongetje opduikt van een jaar of acht, die zachtjes tegen het raam tikt, allerlei woorden prevelt en zijn hand op houdt. En je denkt even terug aan die ene keer toen je zo goed was om hem wat geld toe te stoppen. De auto was in een mum van tijd omringd door vijf, zes van deze straatkinderen die tegen de ramen tikten, allemaal tegelijk begonnen te roepen en met ons mee op liepen minuten lang. Steeds harder begonnen te roepen en te bonzen op te ramen. Onze eigen kinderen waren nog lang van streek en een volgende keer blijft je raampje dicht. Maar het ongemakkelijke gevoel blijft.

De wereldbevolking als dorp van 100 inwoners

Het is hetzelfde gevoel dat je bekruipt als je ergens leest hoe ongelijk we vandaag de dag in onze wereld geld en goederen verdelen. Dat, als de wereldbevolking een dorp zou zijn van 100 inwoners, dat er dan 50 mensen in ons dorp vanavond met honger naar bed zouden gaan. Dat maar liefst 80 mensen zouden wonen in wat je nauwelijks een huis kunt noemen. 39 mensen in ons dorp moeten het doen zonder normaal toilet of douche. 33 inwoners zitten zonder schoon drinkwater. 24 mensen hebben geen elektriciteit en van de rest gebruiken verreweg de meesten het alleen om ’s avonds wat licht te hebben. 48 personen zouden per dag 1,5 euro te besteden hebben en 20 mensen zelfs minder dan een euro per dag. Slechts 8 mensen hebben toegang tot internet. 1 persoon in het dorp heeft een computer. 1 geluksvogel heeft de kans om door te leren en 5 personen in het dorp slokken samen maar liefst meer dan 30% van de welvaart op. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel

Gewenning

Wij mensen zijn er meestal heel handig in om van dat ongemakkelijke gevoel af te komen. De top-5 van zulke oneliners is vermoedelijk: Je kunt niet de hele wereld op je nek nemen. Ieder moet toch de eigen broek op houden. Laat mensen maar werken voor hun centen in plaats van maar gewoon de hand op te houden. Als je er aan eentje geeft, liggen er morgen tien aan de poort.

middenklasse

Een andere manier is om jezelf niet als rijk te beschouwen. Gevoed door de dagelijkse commercials zie je hoeveel er te koop is in deze wereld, zie je hoeveel meer sommige anderen hebben en vergeet je hoe rijk gezegend je intussen zelf bent. En hoever je boven het gemiddelde zit vergeleken met zoveel anderen op deze aardbol.

OSM-ers

En wat ook helpt, is als je gewoon zoveel mogelijk omgaat met mensen uit je eigen sociale klasse. Zolang je je uitsluitend bemoeit met ‘ons soort mensen’ blijft dat ongemakkelijke gevoel meestal wel wat weg.

Harnassen

Ik las ergens: Je kunt je wel harnassen voor je medemens in nood, maar als je zo’n harnas aantrekt maak je jezelf onherkenbaar. Verlies je je gezicht en word je ‘zomaar een mens’. Zo begint de gelijkenis van de rijke man en de arme lazarus. Zomaar een mens was rijk…

De rijke man

Zomaar een mens dus. Deze rijke man is geen door en door slecht mens. We lezen niet dat hij Lazarus weg jaagt en lastig valt. Wel heeft hij door de jaren manieren gevonden om dat ongemakkelijke gevoel wat bij hem weg te houden. Om te beginnen wat flinke muren rond zijn huis en een poort en verder dan de poort komt Lazarus dan niet meer. En achter die dikke muren kan deze rijke man ongestoord leven in luxe en gemak. Het is er eigenlijk elke dag feest. Het liefst in besloten kring.

Een broer tekort

Zijn vijf broers zijn ongetwijfeld vaak van de partij geweest. Lukas maakt subtiel duidelijk dat er iets aan het leven van deze man ontbreekt. Of beter gezegd: er ontbreekt íémand in dit kringetje. De rijke man en vijf broers, dat brengt het aantal op zes. Ze kwamen eigenlijk iedere keer één broeder tekort. Want met Lazarus zou het aantal op zeven zijn gekomen en zou het gezelschap pas werkelijk compleet zijn geweest. Dan zou het pas werkelijk feest zijn geworden, zo’n feest als bij de buren in Lukas 15, waar het gemeste kalf wordt geslacht, het dak er af gaat omdat een verloren broeder weer thuis is gekomen.

Muren

Die muren rond zijn leven hebben deze man geen goed gedaan. Het zijn muren rond zijn hart geworden. Eelt op zijn ziel. Dat blijkt wel uit zijn opstelling als hij in het dodenrijk is terecht gekomen. Nog steeds negeert hij zijn broeder Lazarus. Hij gunt hem geen woord, laat staan dat er een woord van verontschuldiging over zijn lippen zou komen. Ook daar blijft hij zich gedragen als het centrum van het universum, de heer en meester om wie alles draait. Hij blijft opdrachten uitdelen, zelfs aan Abraham en Lazarus. Vader Abraham, heb medelijden en stuur Lazarus naar me toe om mij verkoeling te brengen. En hij blijft zelfs daar alleen maar denken aan zijn eigen belangen en die van zijn eigen clan. De man blijkt de belichaming geworden van de talloze kleine en grote beslissingen die hij heel zijn leven heeft genomen. Hij kan gewoonweg niet meer anders reageren.

Geloven met je zweren

Deze rijke man lijkt daarmee als twee druppels water op die oudste zoon van de buren uit Lukas 15. Het type mens dat moeite heeft met de zwakte en het falen. Het tekort en de mislukking van de ander. Daar afstand toe bewaart en dat liefst buiten de poort houdt. Een rechte rug, een rechtlijnige manier van redeneren en weinig tot geen compassie

Farizeeërs

Het type dat Jezus eigenlijk voor zich heeft staan als hij deze gelijkenis vertelt. Het type Farizeeër van wie we lezen dat ze nogal geldzuchtig waren, mensen die de lat altijd erg hoog leggen voor zichzelf en voor de ander weinig begrip en compassie hebben. Als iemand die norm niet weet te halen.

Jezus en de armen

Zij merken natuurlijk dat Jezus daar heel anders in staat. Juist Lukas vertelt ons in zijn evangelie dat Jezus een voorliefde heeft voor de gebroken, gewonde mens, de kleinen en de kwetsbaren, die in de Bijbel vaak de armen worden genoemd. Lukas heeft heel scherp gezien dat juist deze armen Gods oogappels zijn. Aan het begin van zijn evangelie horen we Maria al jubelen: Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen. En in Lukas versie van de Bergrede zegt Jezus niet: gelukkig jullie die arm van geest zijn, maar lezen we heel simpel: Gelukkig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God. Jezus zegent niet wie hongeren naar de gerechtigheid maar: Gelukkig jullie die honger hebben want je zult verzadigd worden.

Geloven met je zweren

En in het geval van deze arme Lazarus lezen we niets over zijn zonden, zijn berouw, zijn geloof of zijn bekering. En toch krijgt hij een ereplaats in de schoot van Abraham. De theoloog Noordmans heeft eens gezegd: Lazarus geloofde met zijn zweren. De God van Lukas is een God die ervoor zal zorgen dat er recht wordt gedaan in deze wereld.

God van Amos

De God van Lukas is de God van profeten als Amos die zich in onze lezing van vandaag opwindt over de zorgelozen in Sion die ‘op ivoren bedden liggen, hangen op hun divans, uit grote schalen wijn drinken en zich inwrijven met de beste olie. En intussen er niet onder lijden dat hun volk ten onder gaat’ Wie zo leeft, raakt vervreemd van zichzelf en raakt ook vervreemd van de ander en zo’n leven eindigt in een eindeloze ballingschap

De God van psalm 146

De God van Lukas is ook de God van psalm 146 waar we samen deze dienst mee begonnen.

Aan wie hongert geeft Hij spijze,

Wie geboeid zijn, Hij bevrijd ze

Blinden geeft Hij het gezicht

Hij geeft de gebukten moed

En heeft lief wie zijn wil doet.

Spits op hier en nu

Dat laatste zinnetje zou Lukas wel bevallen. God heeft lief, wie zijn wil doet…. De gelijkenis over de rijke man en de arme Lazarus is geen verhaal dat ons van alles wil vertellen over het hiernamaals. De spits van dit verhaal is gericht op het ‘hiernumaals’ op die vijf broeders. Zij hebben immers Mozes en de profeten. Dat is waar we onszelf terug vinden in dit verhaal. Wij zijn die broers van de rijke man. Ook ons zijn de Schriften toe vertrouwd en praktisch op iedere bladzijde kijkt Lazarus ons aan, ons wordt verteld om te zien naar de arme.

Omzien naar de armen

Deuteronomium 15 zegt: ”Wees vrijgevig tegenover iedereen in uw land die in armoede leeft of er slecht aan toe is”. Leviticus 19 zegt: “Wanneer je de oogst binnen haalt, oogst dan niet tot de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen, laat het liggen voor de armen en de vreemdeling”. En Paulus schrijft aan Timotheüs: “Draag de rijken van deze wereld op om goed te doen. Rijk te zijn aan goede daden, vrijgevig en bereid om te delen. Zo leggen ze een stevig fundament voor de toekomst en winnen ze het ware leven”.

Twee broers

Zo deden die twee broers dat. Ze bezaten samen één veld, en van de opbrengst van dat veld kregen ze ieder de helft. De oogsttijd kwam en na de hele dag gewerkt te hebben om de oogst binnen te halen, gingen ze ’s avonds moe naar bed. De oudste broer kon de slaap niet vatten, hij dacht: Het is niet eerlijk als ik de helft van de opbrengst krijg, want ik ben alleen en mijn broer moet zijn vrouw en kinderen onderhouden. Midden in de nacht stond hij op, ging naar zijn deel van het veld, nam drie schoven en zette die bij de schoven van zijn broer neer. Maar ook de jongste broer lag te woelen in zijn bed, hij dacht: Mijn ongetrouwde broer heeft recht op een groter deel om te kunnen sparen voor zijn oude dag. Ik heb mijn kinderen die voor mij zorgen. Hij ging naar het veld, nam drie schoven en bracht die naar het deel van zijn broer. ’s Morgens waren ze verbaasd te zien dat ze ieder nog steeds evenveel schoven hadden, maar ze zeiden niets. De tweede nacht gebeurde hetzelfde. Beide broers brachten in het donker drie schoven naar de helft van de ander en de volgende morgen waren ze opnieuw verbaasd dat er niets veranderd was. Toen ze de derde nacht opnieuw schoven aan het verplaatsen waren, kwamen ze elkaar midden op het veld tegen. Ze begrepen wat er gebeurd was, grepen elkaar vast, huilden en voelden zich meer broeder dan ooit tevoren.

Lazarus, God helpt

De bedelaar in deze gelijkenis krijgt van Jezus een naam: Lazarus, God helpt. Die naam komen we al eerder tegen in de Bijbel. In het Hebreeuws is dat Eliëzer en zo heette de trouwe knecht van Abraham. In de dagen van Lukas deed het verhaal de ronde dat vader Abraham af en toe zijn knecht Eliëzer naar de aarde zou zenden om te zien of zijn zonen en dochters nog wel trouw zouden zijn aan het verbond. Zo is deze Eliëzer, deze Lazarus hier neergelegd in de goot als een vraag uit de hemel.

Een handreiking

Niet alleen als een vraag, ook als een handreiking. De Lazarussen in deze wereld zijn de manier waarop God de rijken nabij komt. In de armen helpt hij de rijken om mens te worden. Wij denken altijd dat de armen geholpen moeten worden zodat ze meer mensen kunnen zijn. Maar het is andersom. De rijken moeten meer mens worden. Als u nog eens een straatkrantverkoopster ziet bedenk dan: Zij staat daar om mij te helpen. Je houdt bij dit verhaal een ongemakkelijk gevoel en dat is precies waar dit verhaal voor is bedoeld.


Presentatie: