Sta op en eet

(1 Koningen 19: 1-8)

Bijbelheiligen

Als protestanten hebben wij niet zoveel met heiligen. We zetten mensen liever niet op een voetstuk. Hoe inspirerend mensen ook kunnen zijn en tot welke grootse daden zij ook kunnen komen, mensen blijven mensen met hun eigenaardigheden, hun zwakheden en hun falen. Zo kijken we het liefst ook naar Bijbelfiguren. Niets menselijks is hun vreemd en daar winden we dan ook geen doekjes om.

Met kop en schouders

Toch kom je in de Bijbel zo af en toe wel karakters tegen die met kop en schouders boven hun generatie uit steken. Figuren die de menselijke maat lijken te ontstijgen. Henoch bijvoorbeeld. Zijn leven lang wandelt hij met God en aan het einde van zijn leven neemt de Heer hem zomaar ineens tot zich. Mozes die met God omgaat als met een vriend, hij wordt door de Heer zelf eigenhandig begraven. De profeet Elia past ook wel in dit rijtje. En niet alleen vanwege zijn levenseinde. Er is een wervelwind van vlammen. Er zijn vurige wagens en paarden en ineens is hij verdwenen.

De Elia-stijl

Elia valt ook op door zijn manier van optreden. Hij kan ergens als bij donderslag opduiken en in een flits is hij ook ineens weer verdwenen. Als hij ergens verschijnt, zet hij alles en iedereen onderspanning. Hij neemt veel ruimte in, alles draait om hem. Dominant en dwingend. Onstuimig, onbuigzaam, opvliegend. Je voelt in hem iets branden van een onuitblusbaar hemels vuur. Het is bij hem alles of niks. Zwart of wit. Geen compromissen, geen nuances. Hij spreekt niet, maar geeft bevelen. Korte, bijtende zinnen, woorden als zweepslagen. Wat hij nodig heeft, krijgt hij. Wat hij voorzegt, gebeurt. Als hij zijn mond open doet, dan beeft de aarde.

Man van uitersten

Elia is een man van uitersten. Hij heeft iets van een meesterlijk regisseur. Een volksmenner die weet hoe hij de massa moet bespelen. En tegelijk is hij een eenling, een solist. Op beslissende momenten laat hij zijn leerlingen ergens achter en is hij het liefst helemaal alleen. Moederziel alleen.

De missie van Elia

Mensen zijn van hem onder de indruk. Voor mensen in zijn tijd is Elia een monument van Godsvertrouwen. Zijn naam zegt het al: Elia: de Heer is God. Veel mensen om Elia heen hebben er voor de zekerheid nog een ander soort god bij genomen. Baäl. zijn naam wordt in het Hebreeuws gevormd door de letters van het werkwoord hebben. Baäl staat dus voor: Hebberd. De God van: ik-een-beetje-meer-dan-jij. De God van: hoe-kan-ik-nog-wat rijker-worden-dan-ik-al-ben. De God van: ik-heb-met-niemand-iets-te-maken. De God van: eigenlijk-ben-ik-zelf-God, Baäl, Hebberd.

In het bloed

De verhalen uit het boek Koningen laten ons zien dat dat hebberige ons vaak in het bloed zit. Van binnen zijn we vaak bange mensen. Meer met hébben in de weer dan met zijn. Meer met driftig verzamelen, dan met onbekommerd leven. Meer met goud dan met God. Terwijl we diep van binnen best weten dat dat hebberige niet goed is. Niet goed voor onszelf, niet goed voor de aarde, niet goed voor de ander. Als je deze dagen het nieuws volgt voel je hoe de geest van Hebberd door Europa waart. Als het even kan schermen we onze welvaart, ons bezit, ons lans af met rollen prikkeldraad, muren en kolonnes agenten en soldaten. Ook als er massa’s vluchtelingen aankloppen op zoek naar een leefbaar bestaan. Waar Hebberd regeert daar wordt niet meer gebeden. Laat staan gedankt. Waar Hebberd regeert daalt er geen zegen meer uit de hemel neer. Wil er niets moois meer groeien in het land. Daar wordt het leven droog, gortdroog.

Tegen de stroom in

Ja en dan vallen mensen als Elia wel op. Hij gaat tegen de stroom in en vertrouwt op zijn God. Hij laat zich voeden door de vogels. Hier en daar vind hij een bondgenoot. Zoals die weduwe in Sarfat. Zij durft het weinige wat ze heeft te delen met wie honger heeft. En ontdekt dat je dan ook zelf niets te kort komt.

Missie geslaagd?

In dat tweegevecht tussen Hebberd en de Heer vervult Elia zijn eenzame missie. In het vorige hoofdstuk lijkt deze missie geslaagd. Baäl is ontmaskert als een lege verpakking. Duizenden knielen en belijden: de Heer is God. Er valt weer regen en er begint weer van alles te groeien.Mensen letten op elkaar, ieder heeft te eten. Er loopt geen sterveling verloren rond.

Elia’s vlucht

Maar zo simpel is het niet. Hebberd zit ons in het bloed. Tot ver in het tweede boek Koningen houdt hij zijn aanhang. En al snel is het weer het oude liedje. Ieder denkt weer aan zichzelf en niet aan de ander. Hebberd lacht voor de zoveelste keer in zijn vuistje en neemt zelf de regie in handen. Izebel is van plan Elia uit de weg te ruimen, die dwarsligger moet dood. De stem van het tegengeluid moet zwijgen. De visionair slaat op de vlucht.

Vluchten

En Elia blijkt ook nu een man van uitersten. Zijn drive slaat om in een depressie. Inderdaad, hij is ook een mens. Een mens van gelijke bewegingen als wij, zoals Jakobus zegt. Vechten kan hij niet meer, alleen nog vluchten. Vluchten langs de bekende route naar het zuiden. Waar ooit ook Abraham langs wegtrok naar Egypte. Ooit trokken Gods mensen langs deze weg het beloofde land binnen. Nu trekt deze man van God weg uit datzelfde gebied, wat niet meer aanvoelt als het beloofde land. Hij trekt de grens over bij Berseba, terug naar de wildernis en valt neer onder een bremstruik, de bremstruik die vaak het laatste teken van leven is in woeste en verlaten streken.

Het is genoeg

Wat Elia betreft is dit het wel, eindbestemming bereikt, game over. De tank is leeg, de brandstof is op, de rek is er helemaal uit. Het is genoeg! Neem mijn leven Heer, want ik ben niet beter dan mijn vaderen. Hij valt in slaap en hoopt nooit meer wakker te worden. Slapen, het staat in de taal van de bijbel ook voor: Een verbroken verbinding met God en met je medemens. Een beetje zoals Jona eigenlijk, ook zo’n vluchteling. Die op dezelfde manier uit Gods verhaal wil weglopen en helemaal onderin het schip gaat slapen. Dan trek je eigenlijk de stekker er uit. Je verbreekt het contact, ik trek het niet meer. Genoeg Heer. Wat mij betreft, ik ben er klaar mee. Over en sluiten maar.

Herkenbaar?

Elia is een man van uitersten en zoekt daar diep in de woestijn letterlijk de grens op van het bestaan. Zo extreem zullen de meesten van ons niet te werk gaan denk ik. Maar extreem of minder extreem, zo kun je het tegenkomen in je leven. Dat je afknapt, afhaakt, afbrandt. Dat je je neer legt bij de situatie. Je bronnen staan leeg, je creativiteit is weg en je ziet geen weg meer uit de situatie waarin je zit. Beangstigend kan dat zijn. Verlammend. Hoop doet leven. Maar wat als de hoop is vervlogen?

Vervlogen hoop

Elia ziet hoe weerbarstig de werkelijkheid is. Hoe diep hebberigheid in onze natuur zit. En hoe weinig er terecht komt van het goede leven zoals God dat heeft bedoeld. En hij weet het gewoon niet meer. Hij heeft werkelijk geen idee meer.

Engelendienst

En terwijl Elia daar ligt in elkaar gerold als een foetus, opgesloten in zichzelf, is er om hem heen en buiten hem om een wonderlijke bedrijvigheid. Vaardige handen bereiden een koek en brengen een kruik helder water. Er is een engel die hem aanraakt. In bijbelse taal zit in een aanraking vaak iets van een wonderlijk en verborgen, helende en vernieuwende kracht. En een stem zegt: sta op en eet. En even later een tweede aanraking. En opnieuw een stem die zegt: Sta op en eet, anders is de reis te zwaar voor je.

Weg te gaan

Je kunt ook vertalen: sta op, eet, genoeg is u de weg! Genoeg Elia? Zolang God je niet haalt, de Eeuwige je niet haalt is er nog een weg te gaan. Neem van de spijs, drink van de drank, eet voor de reis, want de weg is lang. Engelen zijn Gods helpers. Vaak zijn het gedienstige geesten, soms zijn het gedienstige mensen. Engelen-mensen zoals je die van de week zag in Hongarije en vooral in Oostenrijk. Handen die aan vluchtelingen onderweg een deken aanreiken, een flesje water. Deuren die open zwaaien, een bed, een bad, een brood aanbieden. Een koek, een kruik, een aanraking, een woord. Je proeft er de liefde en troost en aandacht in van God die net zoveel houdt van Elia onder deze struik, als van Elia in zijn kracht en volle glorie.

Vlammetje aangewakkerd

Een koek, een kruik, een woord, het is niet genoeg om terug te keren naar Israël. Het is wel voldoende om op te krabbelen en volgende stappen te kunnen zetten. Niet langer richting nooduitgang, maar zoekend naar een nieuw houvast. Het waakvlammetje van het geloof dat bijna was gedoofd is weer wat aangewakkerd. Er is een klein beginnetje van verlangen en Elia trekt verder, 40 dagen en 40 nachten lang.

Vluchten in de goede richting

Het zal nog een zware tocht worden. De woestijntijd duurt soms langer dan je dacht. Ook na deze wonderlijke maaltijd blijft Elia niets meer dan een vluchteling. Maar hij vlucht wel in de goede richting. Verder de stilte in. Dieper, stiller en ….dichter naar God. De God van Elia is nog steeds dezelfde. En zoals hij omzag naar Elia in de woestijn en zich over hem ontfermde. Zo ziet en kent hij vanmorgen ook u en jou. En reikt hij ons vanmorgen hier voedsel aan. Een eenvoudig stukje brood, een slokje wijn. Als een bemoediging en versterking voor de weg die voor ons ligt. Sta op en eet anders is de weg te zwaar voor je. Amen.

(Mede geïnspireerd door ‘Naar de stilte’, Otto de Bruijne)


Presentatie: