Rommelig geloven
(Matteüs 5:1-12; 1 Korintiërs 1: 18-31 – Rik Zutphen, de kerk van brokkenpiloten)
Passen die woorden wel bij elkaar? Rommeligheid en geloven? Horen bij geloven niet eerder woorden als puur, zuiver, integer, uit één stuk, ordelijk, waardig? Rommelig associeer ik met slordig, chaotisch, een mess, een zooitje dus. Rommelig en geloven lijken woorden uit twee verschillende werelden.
De spanning tussen rommeligheid en geloof proef ik in deze twee schilderijen, hier naast elkaar afgebeeld. Ze hebben hetzelfde thema: Matteüs en de engel. Ze zijn ook van dezelfde schilder: de Italiaan Caravaggio. De hoge heren van de kerk hadden hem opgedragen Matteüs af te beelden schrijvend aan zijn evangelie.
Het schilderij dat met veel instemming is aanvaard hangt tot op de dag van vandaag in Rome Het is het werk hier rechts in beeld. We zien Matteüs als een goed geklede, waardige en ernstige man. Geknield en devoot, als een onberispelijke heilige, wijdt hij zich aan zijn voorname taak. Een zedige engel zweeft boven hem. Hij dicteert Matteüs van op afstand precies wat hij moet schrijven. Er zit in dit proces geen enkele ruis, er is geen speld tussen te krijgen, niets op aan te merken of af te dingen. Dit is het beeld van geloof dat de kerk blijkbaar graag heeft. Een zuiver beeld van een onfeilbaar, onaantastbaar geloof.
Caravaggio zelf had er aanvankelijk een heel ander plaatje bij. Zijn eerste versie zien we hier links in beeld. Matteüs is er een onbehouwen, plompe man. Hij heeft vuile voeten, rauwe handen en opgestroopte mouwen. Caravaggio breekt hier bewust met de voorkeurstijl van die tijd. Geen ideale schoonheid, geen perfecte proporties, geen klassiek decorum. Matteüs in werkkleding, met zijn blote benen en voeten. Hij heeft eerder een volkse uitstraling, een man van de straat. Bepaald niet de slimste, de meest fatsoenlijke. In zijn houding zit iets onwennigs, iets tobberigs en zoekends. En er is hier ook wel een engel maar die zweeft niet boven hem op afstand. De engel staat naast hem op aarde en maakt fysiek contact. Hij raakt de hand van Matteüs aan waarmee zij dan samen tot schrijven komen. Matteüs en de engel zijn met elkaar verstrengeld. Het hele beeld heeft iets rommeligs. Té rommelig vond de kerk. Zij wees deze variant af en vroeg en kreeg uiteindelijk de gefatsoeneerde tweede afbeelding. Het oorspronkelijke schilderij belandde ergens in Berlijn en ging daar uiteindelijk in de Tweede Wereldoorlog verloren.
Het is niet zo gek dat juist deze Caravaggio dit rommelige beeld schilderde. Hij was zelf iemand met een randje. Hij was een brokkenpiloot die zichzelf vaak in de problemen bracht. Hij raakte betrokken bij allerlei incidenten en schandalen. Rommelig was zeg maar zijn middle-name. Caravaggio werd bewonderd om zijn talent, maar verguisd om zijn onbesuisdheid. Hij belandde door eigen toedoen meer dan eens op straat en in de goot. Hij kon als geen ander toveren met licht en donker maar struggelde zelf ook iedere dag met een leven tussen licht en donker.
Ik denk aan de man die hier wordt afgebeeld: Matteüs. Ook al iemand met een rafelrand. Hij was ooit tollenaar van beroep. Daar heeft hij bepaald geen vrienden mee gemaakt. Het is hem waarschijnlijk nog lang blijven achtervolgen. Hij heeft het zichzelf vast ook nog lang kwalijk genomen. In de serie The Chosen neemt Matteüs in de kring van Jezus’ leerlingen een eenzame plek in in de marge. Hij wordt door de andere leerlingen niet zomaar vertrouwd en als het kan op afstand gehouden vanwege zijn bedenkelijke verleden. Niet zo gek dat juist Matteüs in zijn evangelie Jezus een bijzondere naam geeft: ‘vriend van tollenaren en zondaren’. Daar heeft Matteüs zichzelf aan opgetrokken en vastgehouden. En Caravaggio heeft dat in zijn eerste schilderij dus niet zo gek gezien. die vuile voeten, die rauwe handen. Het tobberige, zoekende, rommelige.
Matteüs vertelt ons in zijn evangelie dat Jezus ook dat beeld van de werkelijkheid schetste. Als een complex geheel waarin de dingen vermengd zijn en door elkaar liggen. In Mattëus 13 gebruikt Jezus het beeld van een boer die tot de dag van de oogst tarwe en onkruid samen laat opgroeien. Het is niet keurig uit elkaar te houden. Voor je het weet trek je met het onkruid ook de tarwe uit de grond. Je kunt je kennelijk zomaar vergissen in wat tarwe is en wat onkruid. De boer moet dealen met beiden. Het beeld blijft dus gemengd en rommelig.
Het leesrooster brengt me bij Matteüs 5. Ik lees er over de ‘armen van geest’. (vers 3 in de HSV). Dat zijn diegenen die het niet precies op een rijtje hebben. Zij die het niet gemaakt hebben in het leven. Zalig zijn zij die mislukken, maar toch proberen. Ik denk aan Rik Zutphen, een kunstenaar die zich de droominee noemt. Dit vers vertaalt hij als: zalig zij die het verkloten. Hij vertelt in een vraaggesprek over bedrijven die fuck-up borrels organiseren of koffie-verkeerd sessies. Waarin mensen faalverhalen delen in plaats van successtories. De droominee schreef een spoken word waarin hij droomt over een kerk voor brokkenpiloten. Daarin staan onder meer de volgende zinnen:
we zijn een stille wanorde, ontregelde boel
we hebben het niet op een rijtje
we falen bij de vleet dat is een voldongen feit
vanuit hemels perspectief zijn we allemaal gelijk
geen verschil in behandeling tussen jou en mij
je anders denken en zondigen zet ik voor de goegemeente niet te kijk
we zijn de kerk van brokkenpiloten
gezegend zijn zij die het verkloten
zalig zijn zij die proberen maar mislukken
Christus laat zich vinden te midden van brokstukken
niet om te oordelen maar om te redden
wat er te redden valt tussen schip en wal
we zijn onvolmaakt en verre van af
Naast Matteüs 5 ligt deze week een passage open uit 1 Korintiërs 1. Ook hier vinden we geen keurig gepolijst beeld van geloof. Paulus identificeert zichzelf en zijn medegelovigen met het beeld van een dwaas. Het beeld van de dwaas kende men in Paulus’ dagen. Hij speelde een belangrijke rol in het theater. Hij werd daar stereotype uitgebeeld met fysieke lelijkheid en onnozelheid. Bij voorkeur met een grote neus, grote flaporen en een kaal hoofd. Een beetje zoals Matteüs in Caravaggio’s eerste werk.
Wat verderop in dezelfde brief aan de Korintiërs zet Paulus dat beeld van dwazen nog wat scherper aan. ‘Wij zijn het uitschot van de wereld, het uitvaagsel van de mensheid.’ (4,10) Uitschot of schuim is volgens het woordenboek ‘dat wat afvalt na een sortering op kwaliteit.’ Een beetje als te kleine, magere visjes die na de vangst weer worden teruggeworpen. Onder de maat. Niks mee te beginnen. Overboord ermee. Uitvaagsel is wat je aan afval overhoudt na een grondige schoonmaak. The Message spreekt hier over de ‘Messiah’s misfits’ en vertaalt uitschot en uitvaagsel met: ‘garbage, the leftovers that nobody wants.’
Dat dwaze heeft bij voor Paulus en de Korintiërs natuurlijk alles te maken met het bizarre geloof in een gekruisigde Jood als redder van de wereld. Het dwaze zit ‘m ook in het gegeven dat dat handjevol gelovigen in Korinthe nou niet bepaald bestond uit de elite van de samenleving. Laagopgeleid, niet veel invloed, geen grote namen. Mensen uit de onderste laag van de samenleving, het klootjesvolk zeg maar. Maar dat dwaze zit ‘m voor een ander deel ook in het gedrag dat Paulus ziet bij deze gelovigen. Het is nogal een zooitje ongeregeld waarin zaken spelen als seksuele losbandigheid, incestueuze affaires, echtscheidingen, geruzie en jaloezie ontaardend in escalerende beschamende rechtzaken, haantjesgedrag, wettische scherpslijperij, afgoderij, jaloezie, slordigheid in de samenkomsten zoals dronkenschap rond avondmaal. Rommeligheid is hier echt een understatement.
En in deze brief komt dit allemaal ter sprake. Niets wordt gladgestreken, geen rommel verdwijnt onder het tapijt. En toch begint juist deze brief aan deze specifieke rommelige gelovigen met woorden van genade. ‘ Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus’ (1,3). En ook het laatste woord van de brief is een genadewoord: ‘De genade van de Heer Jezus zij met u. Mijn liefde gaat uit naar u allen, met wie ik verbonden ben in Christus Jezus.’ (16,23)
De spanning tussen de beide afbeeldingen van Caravaggio lijkt iets van alle tijden. Ik kom ‘m ook in mij zelf tegen. Het is de kloof tussen het ideale opgepoetste beeld van mijzelf als gelovige. En de persoon die ik zie als ik eerlijk in de spiegel durf te kijken. Een deel van mij wil omhoog, vooruit, groeien, beheersen, grip hebben. En een ander deel struggelt met innerlijke leegte, angst en onvermogen.
In de Netflix-serie The Crown zit een aflevering (Moondust, seizoen 3, adflevering 7) die gaat over deze kloof. Het speelt zich af in 1969, het jaar waarin Amerikaanse astronauten voet op de maan zetten. De Britse Prins Philip is zwaar onder de indruk van de prestatie van deze drie mannen. Hij weet een privé-gesprek met hen te arrangeren. Philip zelf worstelt in die periode met een mid-lifecrisis en ziet in deze drie een vorm van heldendom waar hij van droomt. Het gesprek loopt echter uit op een grote teleurstelling. Deze mannen blijken vooral bezig te zijn geweest met protocollen en resultaten en hebben tijdens hun ruimtereis geen enkel dieper perspectief opgedaan. Het gesprek met de prins blijft steken aan de oppervlakte. Vermeende helden blijken drie kleine, bleke, verkouden mensen
In diezelfde tijd ontmoet de prins een groepje priesters die samenkomen in een retraitecentrum op zijn landgoed. In een eerdere kennismaking hadden zij hem openlijk verteld over hun eigen issues met ouder worden, met wat het met je doet als je parochie vergrijst en leegloopt. Zij spreken over desillusies, gevoelens van incompententie, richtingloosheid, overbodigheid. Over een kwijtgeraakte verbinding met mensen die hun geestelijke verlangens steeds meer stillen buiten de kerk. Philip had hen schamper gekleineerd en afgeserveerd als een stelletje meelijwekkende idioten die hun tijd verdoen met zitten, denken en praten. In zijn taal: poor blocked lost souls.
Na zijn ontgoochelende ontmoeting met de astronauten en nog verder in de knoop met zichzelf zoekt hij hen alsnog op. Hij vertelt hen over wat het met hem deed. En dat zelfs een reis naar de maan niets anders lijkt op te leveren dan een confrontatie met spookachtige leegheid, doodse stilte en mistroostigheid. En in deze kring van uitgebluste, aangespoelde priesters vindt de prins in deze fase en in de vele jaren daarna de ruimte om te beginnen aan de lange reis naar zijn eigen hart. Om iets terug te vinden van het geloof dat hij kwijt was geraakt. De kerk als een verzameling misfits, brokkenpiloten. Zoekende zielen met alle rommeligheid die daar bij hoort.
Nog even terug naar de platen van Caravaggio. Ik zie dat Matteüs er nog maar net is begonnen aan zijn evangelie. Hij schrijft het geslachtsregister van Jezus. En ineens realiseer me dat die passage ook echt helemaal past bij het beeld van zijn eerste werk. Het laat zien hoe de geslachtslijn van de Messias door en door is verweven met allerlei rommelige levens. Dat geslachtsregister is opgebouwd rond Abraham, David en de ballingschap. Abraham en David mannen van God vol geloof en moed. Maar tegelijk worden ook hun schaduwzijden zichtbaar. En de ballingschap is het trieste dieptepunt van het collectieve morele falen van een heel volk. Er worden in dit geslachtsregister ook diverse vrouwen genoemd die om verschillende redenen geen beste reputatie hadden. Al speelden in al die gevallen ook mannen een bedenkelijke rol. Tamar verleidde haar schoonvader, Rachab werkte als prostituee, Batseba kreeg een buitenechtelijk kind, Ruth was geen Joodse. Dit een line-up van stuk voor stuk rommelige, rafelige levens. Die desondanks of misschien wel juist daarom een plaatsje krijgen in het geslachtsregister van Jezus.
Door de generaties heen is er een wonderlijke God aan het werk die allerlei losse eindjes aan elkaar knoopt. Een rode draad van genade die uitloopt op de man die niet komt om ons te verlossen ván dit bestaan maar verlossing wil brengen ín (!) dit leven. Afdaalt in de rommel die wij er vaak van maken. Zich verstrengelt met mij. Zijn Geest ondanks alles toch ook in mij doet wonen. En in mijn rommelige kleine leven weeft hij zijn draden van wijsheid, rechtvaardigheid, heiligheid en verlossing (1 Korintërs 1, 30)
Leestips:
Chad Bird, Night Driving, notes from a prodigal soul, 2017
Kimm Crandall, Beloved mess, God’s perfect love for your imperfect life, 2016
Mike Yaconelli, Messy spirituality, Christianity for the rest of us, 2001