(Exodus 34,1-10)
Van de 19e-eeuwse dichter Nicolaas Beets zijn de volgende regels: ‘De moerbeitoppen ruisten: God ging voorbij, Neen, niet voorbij; Hij toefde, Hij wist wat ik behoefde en sprak tot mij.’ Beets verwijst hier naar 2 Samuël 5. David vraagt God om raad hoe hij ten strijde zal trekken en de Heer zegt dan: wanneer u het geluid van voetstappen in de toppen van de moerbeibomen hoort, haast je dan, want dan is de Heer voor je uitgegaan. God openbaart zich hier aan David, maar opmerkelijk is dat hij dat doet door aan hem voorbij te gaan.