Genoeg gelachen

(Genesis 18 vers 1-15 en 21:1-7)

Lachen is gezond!

Lachen is gezond! Van eens onbedaarlijk lachen knapt een mens op. Lachen helpt om een hoop stress kwijt te raken. Lachen kan ook iets hebben van een pijnstiller. Inmiddels weten we dat als we lachen onze hersenen een speciaal stofje aanmaken: endorfine en die endorfine maakt dat we ons beter voelen. Het schijnt zelfs ons immuunsysteem te stimuleren. De lach is een prachtige gave die onze Schepper alleen aan ons mensen heeft gegeven.

Bederf

Maar zoals dat is met alles wat kostbaar is en mooi, het bederf van het beste is het slechtste. Want lachen kan helend werken, maar lachen kan ook veel kapot maken. Naast een ontspannen lach kennen we ook een verkrampte lach. Mensen kunnen bevrijdend lachen maar ook schamper en verbitterd. Er is een gezonde en een zieke lach.

Sara lacht

In de lezingen van vanmorgen wordt er ook heel wat gelachen. Bijvoorbeeld als Abraham en Sara bezoek ontvangen. En één van de gasten vertelt dat de oude Sara toch nog zwanger zal raken en over precies een jaar een zoon zal baren. Dan kan Sara het gewoon niet helpen maar ze schiet zomaar in de lach.

Gemengde gevoelens

Juist door te lachen uiten we dat wat we niet of nauwelijks kunnen verwoorden . En als Sara net zo gecompliceerd is als u, jou en ik. Dan zal die lach van haar vast een mengsel zijn, een mix van allerlei gevoelens en gedachten die op dit moment naar boven komen en doorklinken in die éne lach.

Bitterheid

Er klinkt in deze lach iets door van een lang en stil verdriet en bitterheid, van een onvruchtbare vrouw die haar man juist het allerbelangrijkste niet heeft kunnen geven, een toekomst voor de familie. Sara is daar altijd op aangekeken, heeft die schande vele jaren lang met zich meegedragen.

Ongeloof

In Sara’s lach proef je ook iets van cynisme en ongeloof. Abram en ik zijn bijna honderd, we zijn hoogbejaard en samen aan het einde van een doodlopende weg gekomen. En nu komt iemand vertellen dat wij samen, die oude man daar met die stok en ik, toch nog samen een kind zouden krijgen? Maak het nou een beetje zeg, laat me niet lachen.

Géne

Dat lachje van Sara, het is vast ook het lachje van een vrouw die achter het tentdoek met enige verbazing, een lichte irritatie en een tikkie gegeneerd en ongemakkelijk beluistert hoe daar in de voortent, nota bene vier 4 mannen een gewichtig gesprek voeren over haar eigen oude, verdroogde buik.

Opluchting

Misschien heeft die lach van Sara ook wel iets in zich gehad van opluchting. Een sniklach die verder reikt dan onrust en machteloosheid, ongelofelijk, wat hier gezegd wordt! En daar achterin de tent begint op haar oude, getekende en gerimpelde gezicht een glimlach door te breken, alsof er zonlicht scheert over een donker land.

Spanning
Hoe het ook zij, dat lachen van Sara geeft in elk geval iets weer van de enorme afstand en tegenstelling die zij ervaart tussen de belofte die de bezoeker onderstreept en de ouderdom die zij aan den lijve voelt. De spanning tussen belofte en realiteit tussen droom en werkelijkheid.

Het is wel goed zo

En Sara is niet de enige die in de lach schiet. Een hoofdstuk eerder is het Abraham die zijn lachen niet kan had onderdrukken. Als de Heer hem ervan verzekert dat de beloofde zoon er toch zal komen, lezen we: ‘En Abraham boog zich diep neer maar lachte en dacht: hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen? En Sara, zou zij op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen?’ In het gesprekje wat dan volg zegt Abraham eigenlijk: het is wel goed zo. We hebben nu immers Ismaël. Laat maar zitten Heer, U komt er nu wel erg laat mee, weet u wel hoe oud ik ben? U moet het mij maar niet kwalijk nemen, maar ik ga er liever niet nog eens aan geloven, niet nog eens de steilten op van de belofte. Het is wel goed zo.

Neerleggen

Begrijpelijk en o zo menselijk die reactie van Abraham. Het is zo moeilijk en zo zwaar om het uit te houden in de spanning tussen dat wat God belooft en dat wat wij er concreet van zien en ervaren. Vroeg of laat komt er dan een moment dat je je gewonnen geeft. Dat je je neerlegt bij de realiteit, en zegt: ik trek het niet meer, het is wat het is, meer zit er niet in, laat maar gaan. Het is wel goed zo.

Nog een weg te gaan

Het is opvallend hoe de Heer reageert op deze twee oude mensen die hem eigenlijk in zijn gezicht uitlachen. Als Abraham daar gebogen ligt en stilletjes lachend zegt: het is wel goed zo, zegt de Heer: Nee Abraham het is niet goed zo. Ik ben een God die niet laat varen wat zijn hand begon. Beloofd is beloofd Abraham. Ik ben die Ik ben, waarom ben jij niet wie jij moet zijn? Waarom haak je af en heb je geen vertrouwen meer en geen lef? Waarom lach je met dat lachje van je? We zijn nog niet aan het einde van de reis Abraham, er is nog een stuk te gaan.

Humor

Dan is er een moment van goddelijke humor: Als straks je zoon is geboren Abraham roep dan maar: hij lacht! Jitschaak. Het is de naam van je ongeloof Abraham, Jitschaak. En Abram, iedere keer als jij je zoon bij zijn naam zult noemen, iedere keer als jij die naam zult uitspreken: Izaäk, zal jij herinnerd worden aan dit lachje van je. Dat jij er geen vertrouwen meer in had en dat hij er desondanks toch is gekomen.

Gods reactie op Sara

En als even later van achter het tentdoek het gelach van Sara klinkt, wordt er opnieuw wat gespeeld met dat woord Izaäk, hij lacht. Als je dat gesprekje tussen de bezoeker en Sara letterlijk zou vertalen, zou het ongeveer zo klinken: Abraham, waar is Sara? Hij zei: in de tent. Hij zei: over een jaar zal Sara een zoon hebben. Sara hoorde het en ze lachte, ze izaäkte. Ik moeder worden? Toen zei Hij: waarom izaäkt Sara? Sara schrok. Ze zei: ik heb niet geizaäkt. Hij zei: wel waar Sara, je hebt wel geizaäkt. De rest van hun leven hebben Abram en Sara iedere keer als de naam Izaäk klonk, terug gedacht aan hun eigen verlegen, cynische, afhoudende lachje. Izaäk, hij lacht. Ze zullen ook hebben bedacht dat er daarboven iemand is die met hen meelacht, lachend van blijdschap dat die beloofde zoon er toch is gekomen.

Een mooi koppel!

Abraham en Sara, beiden schieten zij in de lach. Maar in Genesis 18 zijn ze ook een beetje tegenpolen. Abraham beeldt hier hartverwarmende gastvrijheid uit, het herbergen van de vreemdeling en zo ook van God, aarzelend vertrouwen. Sara is daarvan een treffend tegendeel met haar schampere lachje. Het is al bij al wel een lekker stel zeg die twee. Je zou kunnen zeggen: Ik geloof – is hier getrouwd met – maak het nou . Heer ontferm U, verbindt zich met onzin allemaal. Het is waar – houdt het met – zou het? Hij boog zich ter aarde – heeft naast zich – laat me niet lachen. Ja – trok op met – ja maar, of zelfs: Ja trok op met nee. Juist deze twee samen, dit stel staat model voor de mens met wie God op weg gaat. Zo was het, zo is het en zo zal het blijven, vermoed ik. Middelmatige mensen onderweg met een God die mild geeft en niet verwijt. De Heer zoekt geen geestelijke reuzen, geen spierballengelovigen, geen mensen die het altijd precies weten. De Heer wil op weg gaan met mensen als Abraham en Sara. Mensen die soms vol onzekerheid zitten, mensen zoals wij dus.

Reeks van vrouwen

De oude onvruchtbare Sara ze staat in een lange reeks vrouwen in de Bijbel: Rebecca, Rachel, Hanna, Elizabeth, Maria. Onvruchtbaar in zichzelf en zonder verwachting. Symbool voor het volk Israël zelf, voor al Gods mensen op deze wereld. Onmachtig om zelf nieuw leven te brengen. Tot Gods Geest over hen gaat waaien, hun overschaduwt en dwars door het onmogelijke heen nieuw leven geboren doet worden in een verdorde schoot. Zo begint God telkens weer helemaal opnieuw met Izaäk, met Jakob, met Samuël, met Johannes de Doper, en tenslotte ook met Jezus.

En toch!

Een jaar later klinkt er opnieuw gelach op uit de tent van Abram en Sara. Maar dit keer klinkt die lach heel anders het klinkt bevrijdend, gul en aanstekelijk. God maakt dat ik kan lachen, schatert Sara, en iedereen die dit hoort zal met mij mee lachen. Wie had Abraham durven voorspellen dat ik ooit een kind de borst zou geven? En toch heb ik hem op zijn oude dag nog een zoon gebaard. En toch, die twee woordjes zeggen veel over de levenshouding van deze moeder in het geloof. In zichzelf was ze tot weinig in staat, onvruchtbaar en verdroogd. Misschien ook wel wat verzuurd en verbitterd. Iemand met net iets te vaak een cynisch lachje. En toch kan ze nu bevrijdend schaterlachen, met in haar handen nieuw leven. Een hoopvolle toekomst haar zomaar in de schoot geworpen. God maakt dat ik kan lachen roept ze en rond de tent van Sara klinkt het typische geluid van dat doordringende hoge gegil van uitgelaten oosterse dorpsvrouwen.

In dezelfde wereld

En toch… Sara zal die houding, dat geloof nog hard nodig hebben, want de tent van Abraham en Sara staat in dezelfde wereld als die van vandaag. Er hangt rond dit hoofdstuk de schroeilucht van verbrande steden: Sodom en Gomorra zijn geheel verwoest en nog in ditzelfde hoofdstuk worden Hagar en Ismaël uit het tentenkamp van Abraham en Sara gezet. En met hen komt een vluchtelingenstroom op gang die nooit meer is gestopt.

Vloeken en vrijen

En ook in de tent van Abram en Sara zelf speelt zich het leven af zoals het is. Er zijn goede tijden en slechte tijden. Er wordt gevloekt en gevreeën, gescholden en geschaterd, gezucht en gezongen. En tussen al dit lief en leed, tussen de rimpels en de romantiek is er af en toe toch op hun beste momenten, de lach van het geloof. Is het ‘en toch’ soms sterker dan het ‘het is wel goed zo’.

Gaande gehouden

Broeders en zusters, ook wij zijn als Abram en Sara mensen onderweg. Op onze reis lopen we soms butsen en builen op. Onze ziel kan gerafeld en gerimpeld zijn. Veel in ons zegt misschien: ‘het is wel goed zo’. De bijbel teksten van deze zondag dagen ons uit om niet halverwege bij de pakken neer te zitten. Er is ook in uw, in jouw leven voor God nog een heel stuk te gaan. Laat steeds het ‘en toch’ om jezelf versterken, zodat het vlammetje blijft branden. Hoe guur en kil de winden soms waaien. Zodat we met elkaar op weg blijven. Gaande gehouden door Gods beloften. Want: zou voor de Heer iets te wonderlijk zijn?


Presentatie: